Gad (Hebreeuws: גָּד, "geluk" of "de gelukkige") was in de traditie in de Hebreeuwse Bijbel de zevende zoon van Jakob. Hij was de stamvader en naamgever van de IsraëlitischestamGad.[1] Jakob verwekte Gad als eerste zoon van Zilpa, een bediende van Lea die zij aan Jakob gaf toen zij zag dat ze zelf geen kinderen meer kon krijgen.[2]