Gevaert was de zoon van een bakker en de jongere broer van klavierbouwer Vitus Gevaert, en achterkleinzoon van Pieter Francis Gevaert, burgemeester van Huise in de 18de eeuw. Hij studeerde harmonie en contrapunt bij Martin-Joseph Mengal, de directeur van het Koninklijk Conservatorium van Gent. Op 15-jarige leeftijd werd hij organist aan de Jezuïetenkerk te Gent.
Nadat hij in 1847 met zijn cantate Le roi Lear laureaat werd van de Prix de Rome, de Belgische staatsprijs voor compositie, manifesteerde hij zich als operacomponist. Zijn grote opera Hugues de Somerghem ging op 23 maart 1848 in Gent in première en op 5 januari 1849 werd zijn opera La comédie à la ville gecreëerd. Daarna reisde hij met het stipendium van de Prix de Rome door Frankrijk, Spanje[1], Italië en Duitsland, om zich uiteindelijk in 1853 in Parijs te vestigen. Het Théâtre Lyrique voerde zijn eenakter Georgette op, waarna nog zeven opera's volgden die of door het Théâtre Lyrique, of door de Opéra-Comique met wisselend succes werden opgevoerd.
Gevaert had in Parijs aanzien verworven en in 1867 werd hij artistiek directeur van de Opéra, een machtige functie in het belangrijkste operahuis van Europa. Het uitbreken van de Frans-Duitse Oorlog maakte een einde aan zijn succesvolle carrière in Parijs en hij kwam naar België terug.
Hij werd op 26 april 1871 de opvolger van François-Joseph Fétis als directeur van het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Hij verbreedde het vakkenaanbod aan het conservatorium en kon beroemde muzikanten en componisten aantrekken als docent, onder wie Henri Vieuxtemps, Eugène Ysaÿe, Edgar Tinel, Paul Gilson en Arthur De Greef. Het niveau werd onder zijn leiding verhoogd. Gevaert stichtte de Sociéte des Concerts du Conservatoire, samengesteld uit professoren en de beste studenten, waarmee hij werken uitvoerde van Bach, Händel, Gluck, Haydn, Mozart en Beethoven. In zijn Brusselse jaren wilde Gevaert niet meer dat zijn opera's werden opgevoerd. Net als Fétis speelde hij een belangrijke rol in het herwaarderen van oude muziek, van de oudheid tot de 18de eeuw.
Nous sommes trois souverains princes, voor zangstem en orgel
Ô Nuit, heureuse nuit, voor zangstem en orgel
Philipp van Artevelde, ballade
Voisin, d’où venait ce grand bruit ?, voor zangstem en orgel
Naar Wijd en Zijd (Vers l'Avenir), volkslied van Belgisch Congo
Kamermuziek
Kwartet, voor klarinet, hoorn, fagot en piano
Publicaties
Traité général d'instrumentation, Gent en Liège (Luik), 1863
Histoire et théorie de la musique de l'antiquité, Gent, 1875-1881, 2 vols.
Nouveau traité d'instrumentation, Parijs, 1885
Les origines du chant liturgique de l'église latine, 1890
Cours méthodique d'orchestration, Parijs en Brussel: Lemoine, 1890
La mélopée antique dans le chant de l'église latine, Gent, 1895-1896
Les problémes musicaux d'Aristote, 1899
Les gloires d'Italie
Chansons du XV. siècle
Bibliografie
Flavie Roquet: Lexicon: Vlaamse componisten geboren na 1800, Roeselare, Roularta Books, 2007, 946 p., ISBN 978-90-8679-090-6
Karel De Schrijver: Bibliografie der Belgische toonkunstenaars sedert 1800, Leuven: Vlaamse, 1958, 152 p.
Victor van Hemel: Voorname belgische toonkunstenaars uit de 18de, 19de en 20ste eeuw, Antwerpen: Cupido-Uitgave, 1958, 84 p.
Jacques Stehman: Histoire de la musique en Belgique, Ministere de la Defense Nationale, 1950
Edmund Sebastian Joseph van der Straeten: History of the violoncello, the viol da gamba - Their precursors and collateral instruments. With biographies of all the most eminent players of every country, London: William Reeves, 1915
Andre Bouvery: Les musiciens celebres du second empire, Paris: Augustin Challamel, 1911
François-Joseph Fétis: Biographie Universelle des Musiciens et bibliographie générale de la musique, Paris: 1881-89, 8 vols. Supplement et complement. 2 vols. ISBN 2-845-75049-8
Gustave Chouquet: Histoire de la musique dramatique en France depuis ses origines jusqu'a nos jours, Paris: Librairie Firmin Didot Freres, Fils et Gie, 1873
David Damschroder, David Russell Williams: Music theory from Zarlino to Schenker - A bibliography and guide, Stuyvesant, NY: Pendragon Press, 1990
Gérard Pinsart: Ces musiciens qui ont fait la musique. Autographes et manuscrits musicaux du 16e au 20e siècle, catalogue d'exposition, (Musée Royal de Mariemont du 26 octobre 1985 au 31 mars 1986) , Morlanwelz, Musée Royal de Mariemont, 1985-86, 251 p.
Alvaro Zaldivar Gracia: Recension y estudio sobre "Histoire et theorie de la musique de l'antiquite de F.A. Gevaert (1828-1908), El autor 1982. 73 Bl.
↑Heinz Becker, Sabine Henze-Döhring: Giacomo Meyerbeer - Briefwechsel und Tagebücher, Walter de Gruyter GmbH & Co., Berlin, 2002, Seite 768, ISBN 3-11-017289-5