Economische school
Een economische school is een stroming binnen de economische wetenschap die een coherent systeem vormt van opvattingen over hoe de economie werkt. Er zijn vele verschillende scholen die elkaar deels overlappen en deels tegenspreken. Niet alle scholen in de geschiedenis van het economische denken worden nog breed aangehangen en ook niet alle scholen omvatten de economie in zijn geheel. De dominerende scholen worden wel orthodox genoemd, terwijl de overige scholen als heterodox worden aangeduid.
Belangrijkste hedendaagse economische scholen[1]
|
Denkers
|
Basisidee
|
Kern van de economie
|
Verandering door
|
Beleid
|
Andere belangrijke principes
|
Kracht
|
Beperking
|
Klassieke school
|
Smith, Ricardo, Say, Malthus, Mill, Bentham
|
Door individueel ongehinderd eigenbelang na te streven wordt door mededinging en marktwerking collectief welvaart gecreëerd
|
Productie
|
Kapitaalaccumulatie
|
Vrije markt, vrijhandel
|
Wet van Say, onzichtbare hand, absoluut voordeel, comparatief voordeel, arbeidswaardetheorie,
|
|
Statisch, geen plaats voor innovatie, crisis en marktfalen
|
Neoklassieke school
|
Jevons, Walras, Marshall
|
De mens is homo oeconomicus met rationele voorkeuren om nut te maximaliseren en beschikt daarbij over volledige informatie
|
Ruil en consumptie
|
|
|
Pareto-efficiëntie
|
|
Marxistische school
|
Marx, Engels
|
Kapitalisme is een krachtig mechanisme voor economische groei, maar gaat aan zijn eigen werking tenonder
|
Productie
|
Kapitaalaccumulatie, innovatie, klassenstrijd
|
Planeconomie na revolutie tegen volgroeid kapitalisme
|
Arbeidswaardetheorie
|
|
Ontwikkelingstraditie
|
Mercantilisten, Historische Schule, Hirschman, Kuznets, Lewis, Myrdal
|
|
Productie
|
Vergroten productiecapaciteit
|
Tijdelijk protectionisme en overheidsinvesteringen tot een achtergebleven land of sector een comparatief voordeel bereikt
|
Infant industry-argument
|
Praktisch
|
Geen coherente theorie, overheidsfalen
|
Oostenrijkse school
|
Menger, Von Mises, Wieser, Böhm-Bawerk, Hayek, Rothbard
|
Complexiteit en beperkte rationaliteit maken dat het onmogelijk is alle informatie te kennen en juist te interpreteren. Overheidsinmenging is daarom gedoemd te mislukken
|
Ruil
|
Methodologisch individualisme
|
Vrije markt, zelforganisatie
|
Marginalisme, grensnut
|
|
Geen plaats voor emergentie, geen gebruik van empirisch bewijs
|
Neo-schumpeteriaanse school
|
Schumpeter
|
|
Productie
|
Innovatie
|
Nationaal innovatiesysteem
|
Creatieve vernietiging
|
Keynesiaanse school
|
Keynes
|
Rationeel eigenbelang is niet altijd in het voordeel van het algemeen belang
|
|
|
Actief monetair en fiscaal beleid, redistributie van rijk naar arm
|
|
Institutionele school
|
Veblen, Mitchell, Galbraith, North, Coase, Williamson
|
Individuen zijn een product van de samenleving, van instituties
|
|
Interactie tussen individuen en instituties
|
|
Transactiekosten, eigendomsrecht
|
|
Gedragseconomie
|
Simon, Kahneman
|
Complexiteit en beperkte rationaliteit maken organisatie noodzakelijk
|
|
|
|
Heuristiek, satisficing
|
|
Moderne scholen:
Literatuur
Noten
|
|