Het handschrift bestaat uit 109 perkamentenfolia van 237 bij 155 mm. De bladspiegel is 185 bij 105 mm groot.[2] De tekst is geschreven in twee kolommen van 40 regels per bladzijde.
De hoofdletters zijn in een aparte kolom geschreven en zijn afwisselend rood en blauw. De sierinitialen, ook in het rood en het blauw zijn 5 à 10 regels hoog en lopen in de marge uit in penwerk.[3]
Op folium 2 recto vindt men een verwantschapstabel in de vorm van de figuur van Aristoteles die een hele boom van rode cirkels draagt waarin de namen van de meesters zijn genoteerd op wie Maerlant zich heeft gebaseerd bij het opstellen van zijn werk.[3] Voor het overige
een Rijmbijbel van Jacob van Maerlant (nu KBR, ms. 19545);
Die Rose, een Middelnederlandse bewerking van de Roman de la Rose, de ingekorte Roman van Cassamus en het begin van het spotdicht De frenesie (nu bewaard in Den Haag, KB, ms. KA24);
Willems liet de handschriften splitsen. Het handschrift met Die Rose werd door Willems doorverkocht en kwam in Nederland terecht, de andere twee werden bij de veiling van de bibliotheek van Willems in 1846 voor 1000 fr gekocht door de Bourgondische Bibliotheek in Brussel, en kwamen zo uiteindelijk in de KBR terecht. Het handschrift bevatte ook nog een kalender (ff.107r-108v) verwijzend naar het bisdom Luik die waarschijnlijk omstreeks 1325 aan de Rijmbijbel werd toegevoegd. Bij de verdeling werd die bij Der naturen bloeme gevoegd.[4]
Godfried Croenen meent dat de drie handschriften vanaf 1310 in het bezit waren van Floris Berthout, heer van Mechelen, en na diens dood terecht kwamen in de Sint-Bernardusabdij van Hemiksem, waarmee de Berthouts een zeer goede relatie onderhielden.[5] Kort voor zijn dood stelde Floris Berthout de abt van Sint-Bernardus aan als executeur-testamentair.[4]
Bronnen
Zeer veel van de geciteerde referenties gaan terug op: M. Gysseling (ed.), Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300). Reeks II: Literaire handschriften. Deel 2, Der Naturen Bloeme. 's-Gravenhage 1981, pp. 16-416.
Referenties
↑Remco Sleiderink, Op zoek naar Middelnederlandse literatuur in het Mechelen van de veertiende eeuw. Een tussenbalans, Handelingen van den Mechelschen Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst. - Mechelen, 1889, currens; Mechelen 2010, nota 16 op p. 34.
↑G.I. Lieftinck, Drie handschriften uit de Librije van de abdij van Sint Bernards opt Schelt, (Brussel, K.B. 19545, 19546 en Kon. Ned. Akad. v. Wetensch. XXIV), Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 69/70. E.J. Brill, Leiden 1952, heruitgave 2010, dbnl, p. 4.
↑G. Croenen, Familie en macht. De familie Berthout en de Brabantse adel, Leuven, 2003
en G. Croenen, De oorkonden van de familie Berthout 1212-1425, Brussel, 2006, zie nota 16 bij Sleiderink, 2010, p. 34.