De Deltacommissie was een staatscommissie die op 18 februari 1953 werd ingesteld door minister van Verkeer en WaterstaatJacob Algera na de watersnoodramp, die grote delen van vooral Zeeland en Zuid-Holland onder water zetten en bijna tweeduizend slachtoffers maakte.
Deze commissie van deskundigen moest de minister adviseren welke maatregelen er noodzakelijk waren om een volgende watersnoodramp te voorkomen. Drie dagen later werd de commissie geïnstalleerd en ging aan het werk.
dr. ir. Ferdinand Pieter Mesu (landbouwdeskundige, oud directeur van de Cultuurtechnische dienst; vanaf 2-3-1954)
prof.dr. J. Tinbergen (econoom, hoogleraar aan de Nederlandse Economische Hogeschool Rotterdam; vanaf 2-3-1954)
In mei 1953 kwam de commissie met haar eerste advies: afsluiten van de Hollandse IJssel met een stormvloedkering, mogelijk door het jarenlange voorwerk van Johan van Veen.[1] Vervolgens adviseerde de commissie tot afsluiting van de Oosterschelde, de Grevelingen en het Haringvliet. Het vierde advies omvatte de uitvoering van het 'Drie Eilandenplan': het verbinden van Walcheren, Noord- en Zuid-Beveland door de afdamming van het Veerse Gat en de Zandkreek. Ook stelde de commissie voor om de bestaande zeeweringen te verhogen tot een bepaalde hoogte, deltahoogte genoemd. Het eindrapport van de Deltacommissie werd eind 1960 gepubliceerd.
Deltacommissie. Rapport Deltacommissie. 's-Gravenhage; 1960-1961; Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf; 6 Delen. Deel I: Eindverslag en interimadviezen. Deel II-IV: Beschouwingen over stormvloeden en getijbeweging. Deel V: Onderzoekingen betreffende de opzet van het Deltaplan en de gevolgen van de werken. Deel VI: Onderzoekingen van belang voor het ontwerpen van dijken en dammen; sociaal-economische aspecten van het Deltaplan, via TU Delft repository
Willem van der Ham, Meester van de Zee. Johan van Veen, waterstaatsingenieur 1893-1959, (Amsterdam, Balans, 2003) ISBN 9050185959