Davallodes-soorten zijn epifytische of litofytische varens met lange, kruipende, bovengrondse rizomen, dorsoventraal afgeplat en dicht bezet met harige schubben. De bladen staan alleen en zijn eenvormig. De bladsteel heeft geen luchtdoorlatend weefsel zoals bij Davallia. De bladschijf is langwerpig van vorm, steeds veel langer dan breed, min of meer vernauwd aan de basis, drie- tot viermaal geveerd, en zeer dun. De deelblaadjes zijn eerder rechthoekig dan driehoekig zoals bij Davallia.
De sporenhoopjes staan aan de onderzijde langs de rand van de blaadjes en worden beschermd door bekervormige, niervormige, halfcirkelvormige of eivormige dekvliesjes.
(en) A.R. Smith, K. M. Pryer, E. Schuettpelz, P. Korall, H. Schneider, P.G. Wolf, 2006: A classification for extant ferns. Taxon. 55 (3), 2006, blz. 705–731. PDF; 424 KB