Cerastoderma hostiei (veelgebruikte synoniemen: Cerastoderma edulinum, Cerastoderma edule belgicum) is een uitgestorven marien tweekleppigweekdier.
Beschrijving
Schelpkenmerken
De schelpen zijn stevig en hebben tamelijk variabele vorm. Meestal heeft de schelp een afgerond rechthoekige vorm met een geprononceerde umbo die iets uit het midden staat. Voor en achterzijde zijn afgerond. De onderzijde is zwak afgerond. Er zijn ongeveer 25 krachtige, in doorsnee halfronde, soms zwak knobbelige radiale ribben met een kleine tot afwezige tussenribsruimte. Bij goed geconserveerde exemplaren zijn de ribben (indien aanwezig op de knobbels) 'geschubd'. De ribben worden door zwakke groeilijnen gekruist. De binnenzijde van de schelp is glad, in de buurt en bij de onderrand zijn groeven aanwezig die spiegelbeeldig zijn aan de ribben op de buitenzijde. Deze groeven eindigen meestal onder de mantellijn. In de mantellijn bevindt zich een betrekkelijk kleine mantelbocht. Er zijn twee spierindruksels, aan beide kanten een. Mantellijn, mantelbocht en spierindruksels zijn iets in de schelp verdiept. Er is een vrij krachtig heterodont slot met een relatief lange ligamentdrager die langer is dan bij de verwante soort Cerastoderma edule.
Afmetingen van de schelp
lengte: tot 47 millimeter (meestal kleiner)
hoogte: tot 36,5 millimeter (meestal kleiner)
Levenswijze
Cerastoderma hostiei wordt tot de infauna gerekend en is vrijwel zeker een filteraar geweest.
(fr) Glibert, M., 1958b. Pélécypodes du Diestien, du Scaldisien et du Merxemien de la Belgique. 3me Note. Bull. Inst. Roy. Sci. nat. Belg., 34(42): 1-27.
(en) Heering, J., 1950. Pelecypoda (and Scaphopoda) of the Pliocene and older-Plistocene deposits of the Netherlands. Mededelingen Geologische Stichting, C-IV-1, no 9., pp. 1-225.
(nl) Moerdijk, P.W., Janssen, A.W., Wesselingh, F.P., Peeters, G.A., Pouwer, R., Van Nieulande, F.A.D., Janse, A.C., Van Der Slik, L. (†), Meijer, T., Rijken, R., Cadée, G.C., Hoeksema, D., Doeksen, G., Bastemeijer, A., Strack, H., Vervoenen, M., Ter Poorten, J.J., 2010. De Fossiele Schelpen van de Nederlandse kust. In: Geologie van Nederland, NCB NATURALIS, Leiden, 320 pp.; ISBN 978-90-5011-342-7.
(fr) Nyst, P.H., 1878-1881. Conchyliologie des terrains tertiaires de la Belgique. Annales du Musée Royale d'Histoire Naturelle de Belgique, 3: 1-262 (1878), 28 pls. (1881).
Spaink, G., 1975. Zonering van het mariene Onder-Pleistoceen en Plioceen op grond van mollusken fauna's. In: W.H.Zagwijn & C.J. van Staalduinen (eds), Toelichting bij geologische overzichtskaarten van Nederland. Rijks Geologische Dienst, Haarlem: 118-122.
(en) Wood, S.V., 1851-1860. A monograph of the Crag Mollusca, or, description of shells from the Middle and Upper Tertiaries of the east of England, 2. Bivalves. Monograph of the Palaeontographical Society of London, 1-150, pls 1-12 (1851); 151-216, pls 13-20 (1853); 217-342, pls 21-31 (1857), notes 1, 2 (1860).