Betekom werd reeds vermeld in 1243 maar is ongetwijfeld veel ouder. De naam is afgeleid van Bet-inga-heim en is van Frankische oorsprong. In de late middeleeuwen was het dorp reeds sterk ontwikkeld. Het had toen een eigen schepenbank en dorpsbestuur. De macht over de heerlijkheid werd gedeeld door de heren van Rivieren en de heren van ter Bruggen. Beiden hadden een kasteel op een boogscheut van het centrum.
De Betekommenaars leefden vooral van de landbouw die floreerde dankzij de rijke alluviale gronden langs de Demer. Van in de middeleeuwen was er ook een bescheiden industrie aanwezig. Steenbakkerijen, brouwerijen, windmolens en aanlegplaatsen (amers) voor rivierschuiten worden reeds vroeg in de archieven vermeld. Rond 1900 kwam daar nog een melkerij bij en werden twee tramlijnen aangelegd.
Bij de gemeentelijke herindeling van 1977 werd Betekom een deelgemeente van Begijnendijk. Rene Goriens, burgemeester van Betekom sinds de verkiezingen van 1964, werd burgemeester van de nieuwe fusiegemeente.[1]