Berthout, of gespeld Berthoud, is een riddergeslacht uit de middeleeuwen waarvan de oudste bewaard gebleven vermelding uit de 11e eeuw stamt, betreffende de heerlijkheid Grimbergen. Na een hoogtepunt in de 12e eeuw stierf het geslacht uit in de 13e eeuw. Hun gebied, het "Land van Grimbergen", strekte zich uit van de Schelde tot aan de Rupel in Mechelen en Leuven en de Dender in Dendermonde.
Ontstaan
Wouter van Grimbergen (of Wouter I Draeckenbart) wordt als de stamvader van het geslacht beschouwd, en wordt voor het eerst vermeld in 1096, als voorlaatste getuige bij een schenking van de invloedrijke aristocrate Ida van Verdun aan de abdij van Affligem. Hij was waarschijnlijk heer van Grimbergen en Mechelen. Mechelen was toen leengoed van de bisschoppen van Luik. De macht van de familie groeide geleidelijk, met o.a. de stichting van de abdij van Grimbergen tussen 1126 en 1128. Zij oefenden het tolrecht over de Zenne uit. Sommige Berthouts uit de eerste generaties namen ook deel aan de kruistochten in het Heilige Land. Als soldaten stonden hen meiseniers ter beschikking, boeren die in ruil voor enkele privileges militaire diensten verleenden.
Wouter VII Berthout, heer van Mechelen, sterft in 1288. De afstamming van twee van zijn zonen sterft vrij snel uit, zodat slechts een mannelijke afstammeling overblijft, Floris, die zelf geen zonen heeft: zijn dochter, Sophie Berthout, huwt met Reinald II van Gelre. Daarmee komt een einde aan het Berthoutsgeslacht in Mechelen. De broer van Wouter V, Hendrik Berthout, heeft nog wel mannelijke afstammelingen, maar deze familie noemt zich eerst Berthout van Duffel, om dan in de 14e eeuw alleen van Duffel als naam te gebruiken. Het is deze tak van de familie die heersten over heerlijkheid Tielen.
Een andere Berthout, Willem Berthout van Mechelen (wellicht een zoon van Wouter VII Berthout), werd benoemd tot bisschop van Utrecht.
Personen
Wouter I Berthout (ca. 1076-1120), heer van Grimbergen en stamvader van de Berthouts, nam deel aan een kruistocht
Arnoud (Arnulf) Berthout (ca. 1100 - 1147), heer van Grimbergen, had (in 1142) twee zonen, Gerard en Wouter (II)[2]
Wouter VI Berthout (?-1286), bijgenaamd De Grote, heer van Mechelen - en advocatus ecclesiae, behartiger van seculiere belangen voor (of de facto naast) het kerkelijk gezag van Mechelen[2]
Godfried Croenen geeft de "Genealogie van de familie Berthout" als volgt:[5]
Wouter I (= supra "Wouter II") Berthout (1140, +1180) x Margaretha van Grimbergen
Wouter II (= supra "Wouter III") Berthout (1178, +1202), zoon x Guda van Loon (1169-1202)
Wouter III (= supra "Wouter IV") Berthout, heer van Mechelen (1195, +1220), zoon x Sofie (van Holland?) (1200-1220)
Wouter IV (= supra "Wouter V") Berthout, heer van Mechelen (1216, +1243), zoon x Adeloia van Edingen (1224-1233), enz.
Het onderzoek van Godfried Croenen over de Familie Berthout en de Brabantse adel werd in 1988 bekroond met de Historische Prijs van de stad Helmond en in 1996 door de Koninklijke Academie van België met de prijs van de Klasse der Letteren.
↑Th. Luykx, "Een typisch vertegenwoordiger van den XIIIe eeuwschen adel in onze gewesten: Gilles Berthout I met den Baard, kamerheer van Vlaanderen en broeder van de Duitsche Orde in Pitsemburg te Mechelen", Mededeelingen van de Koninklijke Vlaamsche Academie voir Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten van België, Klasse der Letteren, Jaargang 6 n° 3, 1944, blz. 5-37.