De Belgische cinema staat te boek als een kleine industrie. Belgischefilms genieten zelden grote populariteit of financieel succes buiten de landsgrenzen, met uitzondering van het festivalcircuit. Dikwijls wordt er gesproken in termen van de Vlaamse film en de Waalse film, naargelang de voertaal in de film (Nederlands of Frans), ook al worden er ook films gedraaid waarin beide talen worden gesproken. De filmbeleving in België wordt bepaald door de traditionele kanalen: bioscoop, televisie, video en dvd.
Geschiedenis
Beginjaren
Hoewel de uitvinding van de cinematograaf door de Franse gebroeders Lumière gezien wordt als de geboorte van de cinema, ging hieraan nog een aantal ontwikkelingen vooraf. Een van de pioniers was Joseph Plateau, een Belgische professor in de experimentele natuurkunde. Aan de Universiteit van Gent ontwikkelde hij al in 1836 een stroboscopisch apparaat, fenakistiscoop genoemd. Het bestond uit twee schijven: een met kleine radiale vensters op gelijke afstand, waardoor de toeschouwer kon kijken, en een ander met een reeks afbeeldingen. Als de twee schijven op de juist snelheid ronddraaiden ontstond een bewegend beeld door de synchronisatie van de vensters en de beelden. Uiteindelijk leidde de projectie van dergelijke beelden tot de ontwikkeling van de cinema. Een andere uitvinder op het gebied van projectietechnieken was Étienne-Gaspard Robert, die bekend werd met zijn voorstellingen van de fantasmagorie, een soort toverlantaarn.
De eerste publieke filmprojectie in België vond plaats op 1 maart 1896 in de Koningsgalerij in Brussel. In de jaren daarna was er een grote bedrijvigheid, eerst onder invloed van de Franse industrieel Charles Pathé. Een van zijn assistenten, Alfred Machin, stichtte de eerste productiestudio in 1910; sommige van zijn films worden nog steeds bewaard in het Koninklijk Belgisch Filmarchief in Brussel. De eerste Belgische filmproducer was Hyppolyte De Kempeneer, die verschillende films produceerde totdat zijn studio in 1923 afbrandde.
De benadering die sommigen volgen is ook die van markies Robert de Wavrin (1888-1971), die onvermoeibaar het Zuid-Amerikaanse continent verkende en enkele jaren tussen de Indianen leefde. Hij brengt een reeks getuigenissen terug over culturen die inmiddels verdwenen zijn. De bekendste van zijn langspeelfilms zijn Au Centre de l’Amérique du Sud inconnue (1924) en Au Pays du Scalp (1931).
Na de Eerste Wereldoorlog groeide de Amerikaanse cinema uit tot de succesvolste ter wereld. Europese films konden meestal niet tippen aan het succes van de miljoenenproducties uit Hollywood. Belgische regisseurs als Jacques Feyder weken uit naar Frankrijk en de Verenigde Staten om daar carrière te maken.
In 1920 zag De Storm in het Leven (ook wel De Storm des Levens genoemd) het levenslicht, de eerste Belgische langspeelfilm en meteen ook de eerste Vlaamse filmproductie. Dit melodrama, gesitueerd in de Antwerpsehavenbuurt, werd echter een commerciële flop en betekende en zware opdoffer voor de filmonderneming Scaldis-Film.
1930-1990
In de jaren dertig ontstonden de eerste pogingen tot ernstige cinema. Verschillende figuren zoals Charles Dekeukeleire en Henri Storck experimenteerden met nieuwe filmtechnieken en stichtten de Belgische Documentaire School, die lang beschouwd werd als een hoogtepunt van de Belgische cinema. De Belgische filmindustrie leverde in die dagen dan ook hoofdzakelijk documentaires af, zoals Misère au Borinage van Storck en Joris Ivens, die als een mijlpaal beschouwd werd.
Door de komst van de geluidsfilm experimenteerden regisseurs zoals Jan Vanderheyden met de mogelijkheden van het medium, en ze bewerkten literaire werken zoals De Witte van Ernest Claes voor het witte doek. De Witte (1934) werd een scharnierpunt in de Belgische film. De film was enorm populair en werd tot eind jaren zeventig nog regelmatig vertoond in kleine bioscopen en culturele centra. Jaren later vormde deze film de basis voor een televisieserie (Wij, Heren van Zichem) en een remake in 1980.
Vanaf de jaren dertig werden zogenaamde 'volkskluchten' zeer populair. Deze films bevatten herkenbare humor en werden gedraaid in het dialect van de streek waar ze zich afspeelden. De volkskluchten boden goedkoop vermaak voor het gewone volk, maar werden door de elite beschouwd als minderwaardig vertier.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbood de Duitse bezetter het invoeren van films uit andere landen. De Belgische zalen werden overspoeld met Duitse films, die echter vaak propaganda voor het Naziregime waren. De Duitse regisseur Boleslaw Barlog waagde zich in 1942 aan een verfilming van het boek De vlaschaard van Stijn Streuvels, met medewerking van de auteur. De controversiële prent, Wenn die Sonne wieder scheint, werd echter lauw ontvangen en na de oorlog was hij jarenlang niet meer te verkrijgen.
Sinds 1992 kunnen bedrijven en zelfstandigen bijspringen in de productie van een film door het zogenaamde tax shelter-systeem van de federale overheid, dat in 2004 hervormd werd.
Slechts weinig Belgische film vinden echter hun weg naar het publiek in het buitenland. Wereldwijd worden geregeld Belgische films vertoond op festivals, maar tot een gewone bioscooprelease komt het zelden. Voor vele is het veroveren van het andere taalgebied binnen de landsgrenzen al moeilijk. Grote budgetten zijn eveneens niet besteed aan de Belgische film: enkele zeer ambitieuze en dure projecten als Molokai: The Story of Father Damien, Windkracht 10: Koksijde Rescue en Sœur Sourire flopten jammerlijk.
Filmbeleving in België
De meeste Belgische films passeren eerst langs de bioscoop. Grote producties worden vertoond in de grote mulitplexen (Kinepolis en UGC), terwijl kleinere films het vaak moeten stellen met een release in zalen die gericht zijn op de minder commerciële films (auteursfilms). Een voorbeeld daarvan is Cartoon's in Antwerpen. Hernemingen van oudere films vinden zelden nog plaats in de grotere bioscopen, maar wel nog in de Cinematek te Brussel, het uitstalraam van het Koninklijk Belgisch Filmarchief.
Jan-Pieter Everaerts (2000) Film in België, een permanente revolte: inleiding tot de geschiedenis & actualiteit van de filmproductie, -distributie & -exploitatie in België: documentaire, speelfilm & animatiefilm. Brussel, Mediadoc.