De associatie van dauwbraam en marjolein (Rubo-Origanetum) is een associatie uit het marjolein-verbond (Trifolion medii). De associatie omvat bloemrijke zoomgemeenschappen.[1]
De wetenschappelijke naam Rubo-Origanetum is afgeleid van de botanische namen van twee opvallende soorten van de associatie: de kensoort wilde marjolein (Origanum vulgare) en de begeleidende soort dauwbraam (Rubus caesius).
Hoofdzakelijk bepalen middelhoog opschietende kruiden en langhalmige grassen het vegetatieaspect van de gemeenschap.
De associatie van dauwbraam en marjolein is een thermofiele gemeenschap die zich ontwikkelt op zonnige en droge standplaatsen op kalkhoudende gronden.
Binnen de associatie van dauwbraam en marjolein worden in Nederland en Vlaanderen twee subassociaties onderscheiden.
De typische subassociatie (Rubo-Origanetum typicum) is vooral een gemeenschap die voorkomt op hellingen van bergen, heuvels en holle wegen. Differentiërende taxa zijn gevinde kortsteel, kleine bevernel, beemdkroon, grote centaurie en bosrank. Zwak differentiërend zijn verder geelhartje, kleine pimpernel, echt bitterkruid en soldaatje. Boslathyrus geldt in Nederland als exclusieve soort voor deze subassociatie. Deze subassociatie vertoont enige verwantschap met het kalkgrasland.
Een subassociatie met rietzwenkgras (Rubo-Origanetum festucetosum arundinaceae) betreft vooral de niet aan de krijtstreken gebonden begroeiingen van de associatie. Dikwijls komt deze subassociatie voor als dijkvegetatie van dijktaluds met kalkrijke zavel. Differentiërende taxa zijn kweek, rietzwenkgras, heermoes, vierzadige wikke, kraailook, pastinaak, ijzerhard en wollige distel. Deze subassociatie vertoont veel verwantschap met de eveneens naar rietzwenkgras vernoemde subassociatie binnen de glanshaver-associatie.
Het verspreidingsgebied van de associatie van dauwbraam en marjolein is tot nu toe bekend van Nederland, België, Duitsland en Engeland. Waarschijnlijk heeft de associatie een Noordwest-Europees areaal.
In de vegetatiezonering vormt de associatie van dauwbraam en marjolein vaak een overgang tussen graslanden van de glanshaver-orde of de klasse van kalkgraslanden naar loofstruweel of loofbos.
In de onderstaande tabel staan de belangrijkste diagnostische plantentaxa van de associatie van dauwbraam en marjolein voor Nederland en Vlaanderen.
De associatie van dauwbraam en marjolein kent in het bijzonder voor geleedpotigen een zeer hoge natuurwaarde, in het bijzonder voor vlinders. De vegetatie is zeer rijk aan dracht- en waardplanten. Zeer zeldzame diersoorten die zo goed als uitsluitend zijn aan te treffen in deze associatie zijn de marjoleinmijt en de hokjespeulbandpalpmot.
Lokasi Pengunjung: 3.138.178.3