April (ook wel: grasmaand, paasmaand, eiermaand) is de vierde maand van het jaar in de gregoriaanse kalender, en heeft 30 dagen.
In de oud-Romeinse kalender was maart aanvankelijk de eerste maand van het jaar, en april dus de tweede.
Naam
De naam april komt vermoedelijk van het Latijnse werkwoord aperire, dat "openen" betekent. Waarschijnlijk verwijst dit naar de groei van de planten en bloemen in de lente.[1] Een andere theorie stelt dat de naam is afgeleid van een woord dat 'tweede' betekent, of van Aperta, een bijnaam van Apollo.
Een bekende Nederlandse weerspreuk is April doet wat hij wil, waarmee wordt gedoeld op het feit dat in april heel veel soorten weer mogelijk zijn. Dat het weer zeer wisselvallig kan zijn wordt ook bedoeld met de Vlaamse variant Maartse buien, Aprilse grillen.