In de biochemie worden twee biopolymeren of andere molecuulstructuren antiparallel genoemd wanneer ze evenwijdig tegenover elkaar liggen, maar elk in tegengestelde richting lopen. Een bekend voorbeeld zijn de twee complementaireDNA-ketens, die in een onderling tegengestelde richting om elkaar heen draaien. Een antiparallele ligging van de twee nucleotideketens is essentieel om basenparing mogelijk te maken.[1] Een antiparallele uitlijning komt ook voor in eiwitketens, bijvoorbeeld in de bèta-plaatstructuur.