Een antiheld is een hoofdpersonage in een verhaal dat in vergelijking met de klassieke held uit literatuur en film een aantal 'heroïsche' karaktertrekken zoals idealisme, zelfopoffering en moed ontbeert.
Betekenis
Traditioneel is het hoofdpersonage van een verhaal een held. Deze heeft voornamelijk goede eigenschappen: hij streeft een nobel doel na, bestrijdt het kwade, is edelmoedig, idealistisch, dapper, sterk, knap en slim.
Een antiheld daarentegen heeft ook zwakke eigenschappen. Hij is bijvoorbeeld uit op oppervlakkig genot, is gemakzuchtig, laf of egoïstisch. Soms is hij populairder dan een echte held omdat hij door zijn menselijke gebreken herkenbaar is. De toeschouwer voelt mee met zijn belevenissen. Een antiheld is realistischer dan een held. Bovendien is een traditionele held al te voorspelbaar; men weet dat hij altijd zal winnen en voor het goede zal kiezen.
Op vlak van de liefde is een antiheld uit op oppervlakkige avontuurtjes. Langdurige, ware liefde is niet aan hem besteed. Een antiheld kan een overspelige man of vrouw zijn.
Een antiheld is niet hetzelfde als een schurk. Een schurk is de vijand van een traditionele held; hij is fundamenteel slecht. Een antiheld daarentegen heeft een mengeling van goede en slechte eigenschappen. Ondanks zijn zwakheden kan de lezer sympathie voor hem voelen en zichzelf in hem herkennen.
Literatuur
Het Engelse woord antihero duikt voor het eerst op in 1714.[1] Vroege voorbeelden van antihelden zijn de krankzinnigeDon Quichot, de rokkenjager Don Juan en Faust, die zijn ziel verkoopt aan de duivel.
Populaire antihelden uit tv-series zijn Basil Fawlty, Blackadder, J.R. Ewing, Al Bundy en Homer Simpson. Zij zijn opportunistisch en gemakzuchtig, maar de kijker kan met hen sympathiseren. Een voorbeeld in Nederland is de tv-komedieserie Toen was geluk heel gewoon met in de hoofdrol de door Gerard Cox gespeelde onbenullige Jaap Kooiman, die allerlei ingenieuze plannen bedenkt maar telkens weer van een koude kermis thuiskomt.