All Things Bright and Beautiful is een anglicaansehymne, die ook binnen andere denominaties zekere populariteit geniet. De tekst van de hymne is van de hand van Cecil Frances Alexander en werd voor het eerst gepubliceerd in 1848, in de bundel Hymns for Little Children, die door haar was samengesteld. De oorspronkelijke melodie is van William Henry Monk. Tegenwoordig wordt de hymne ook vaak gezongen op een melodie van John Rutter.
De tekst
De tekst wordt wel gezien als een nadere uitwerking van de geloofsbelijdenis. Algemeen wordt aangenomen dat Alexander zich bij het schrijven van deze hymne liet inspireren door het gedicht The Rime of the Ancient Mariner van Samuel Taylor Coleridge, en dan met name het gedeelte dat aldus luidt: He prayeth best, who loveth best; All things great and small; For the dear God who loveth us; He made and loveth all. Het lied prijst God als de schepper van alles (inclusief sociale tegenstellingen, zoals uit het tweede couplet blijkt). Typisch voor de laatromantische stijl van de hymne is dat God hier vooral als de schepper van de natuur en al wat leeft wordt bezongen. In die zin wordt het lied ook wel beschouwd als een voor de eredienst gemaakt lofdicht in navolging van William PaleysNatural Theology uit 1802. De hymne werd in 1980 geparodieerd door de Britse komediegroep Monty Python als All Things Dull and Ugly. De tekst van die parodie betoogt dat ook alle saaie en lelijke dingen door God zijn gemaakt.