18 maart 3952 v.Chr. - Jaar 1 van de christelijke jaartelling volgens Beda
13 augustus 3114 v.Chr. - Volgens de lange telling van de Maya's is dit 13.0.0.0.0 4 Ahau 8 Cumku, het nulpunt van hun kalender en de datum van de meest recente schepping.
3500 v.Chr. - In Soemer, Egypte, China en de Indusvallei wordt al gebruikgemaakt van een tournette, een draaitafeltje dat het eenvoudiger maakt een voorwerp van klei symmetrisch te maken.
De leemsteen wordt voor het eerst toegepast in Mesopotamië. Omstreeks 4000 voor Christus komt aldaar bovendien het gebruik van houten mallen in zwang, waarmee stenen van gelijke vorm en grootte verkregen worden. Vanaf ca. 3200 v. Chr. worden dergelijke stenen voor het eerst ook gebakken, hetgeen het ontstaan geeft aan de baksteen.
3300 v.Chr. : Bronstijd. In Anatolië, in het Taurusgebergte in het district Kestel wordt voor het eerst brons, een legering van koper en tin, toegepast. Het maakt het metaal veel harder en geschikter voor het gebruik als werktuig of wapen.
3100 v.Chr. : Jemdet Nasr-periode. Het besef van politieke eenheid neemt toe in Mesopotamië en de koning van Soemer en Akkad bestuurt het hele land. Irrigatiewerken, tempeltorens en steden zijn kenmerken van een bloeiende landbouwbeschaving.
3200 v.Chr. - Indusbeschaving. De Harappanbeschaving vervangt de Mehrgarhbeschaving. Aan de Indusvallei vindt men de sites terug in de eerste lagen van de steden. Handelsnetwerken verbinden deze cultuur met verwante aangrenzende regionale culturen en met de bronnen van grondstoffen zoals lapis lazuli en andere fijne stenen die gebruikt worden voor het maken van kralen voor halssnoeren. In deze periode worden door de dorpelingen talloze soorten groenten gedomesticeerd, zoals erwten, sesamzaad, dadels en katoen, evenals dieren zoals de waterbuffel, die essentieel blijft bij de landbouwproductie in heel Azië tot op vandaag. De vroegste voorbeelden van het Indusschrift dateren uit deze periode.
4000 v.Chr. - In Egypte wordt het zeil ingevoerd. Daarmee wordt de Nijl een belangrijke verkeersader, maar het land is nog niet verenigd.
3600 v.Chr. - De vroege prehistorische periode eindigde ongeveer rond 3600 v.Chr. Uit opgravingen blijkt dat de Egyptenaren toen volledig tot een landbouwersbestaan waren overgegaan. Hun werktuigen en wapens waren van gepolijste steen; de pijlpunten waren van hoorn. Manden maken en linnen weven waren bekend.
Na 3400 v.Chr. zijn er tekenen die wijzen op een toenemende politieke activiteit, die uitmondde in een machtsstrijd tussen Opper- en Neder-Egypte. De twee gebieden vertoonden grote onderlinge verschillen. De nederzettingen en stadstaten van de delta waren veel verder ontwikkeld, veel onafhankelijker en meer gesteld op hun eigen tradities dan de eenvoudige gemeenschappen van Opper-Egypte.
3200 - 3000 v.Chr. - In deze late prehistorische periode werd de primitieve Egyptische samenleving beïnvloed door krachtige invloeden uit Zuidwest-Azië. Koperen werktuigen en wapens werden steeds algemener, terwijl ook andere nieuwigheden doordrongen. De invoering van de koperbewerking heeft de Egyptenaren er wellicht toe aangezet om zeggenschap te krijgen over de Sinaï en de Arabische Woestijn.
3150 v.Chr. - Schorpioen II koning van Opper-Egypte.