Rome vraagt koning Micipsa van Numidië, een trouwe bondgenoot, om militaire steun tegen de Iberische rebellenleider Viriathus. Hij stuurt boogschutters, slingeraars en krijgsolifanten onder bevel van zijn neef Jugurtha.
De Senaat stuurt Scipio Aemilianus Africanus naar Hispania. Hij reorganiseert het Romeinse leger en begint met de belegering van Numantia, rondom de stad wordt een verdedigingslinie met zeven forten en een palissade gebouwd. In de omgeving worden Romeinse legerkampen gevestigd, om de Lusitaniërs te onderdrukken.