České Budějovice ([ˈtʃɛskɛː ˈbudjɛjɔvitsɛ]?; Duits: Budweis) is de grootste stad en hoofdstad van de Tsjechische regio Zuid-Bohemen. Bij de stad komen de rivieren Moldau en Malše samen. Het predicaat České (Boheems) is nodig om de stad te onderscheiden van Moravské Budějovice (Moravisch Budwitz).
Geschiedenis
De stichting van (České) Budějovice, in 1265, wordt toegeschreven aan de edelman Hirzo in opdracht van koning Ottokar II van Bohemen.
De nieuwe stad kreeg de status van koninklijke stad en werd bevolkt met burgers uit Oberösterreich. Een eeuw later kreeg ze een ommuring. In de 15de eeuw was ze een katholiek, koningsgezind bolwerk tegen de Tsjechische revolutionaire Hussieten. Dit bevorderde haar groei tot de tweede stad van Bohemen met 4.000 inwoners. De vondst van zilver bracht mijnbouw tot bloei in het nabijgelegen Rudolfstadt (Rudolfov) en bracht welvaart. Daarvan getuigt nog steeds het Renaissancistische karakter van huizen en paleizen zoals dat in de 16de eeuw gestalte kreeg. Na een grote stadsbrand in 1641 zou het uiterlijk gebarokiseerd worden. Aan het begin van de Dertigjarige Oorlog had Budweis zich opnieuw aan de katholieke en de koninklijke zijde geschaard en dat was een keuze die ook het Duitstalige karakter bevestigde.
In 1762 werd een katholiek gymnasium opgericht en in 1785 volgde de instelling van een bisdom voor Zuid-Bohemen, met daaraan verbonden hogere priesteropleidingen.
Tussen de Oostenrijkse stad Linz en Budweis (Budějovice) werd in de jaren 1824 tot 1832 als eerste op het Europese vasteland een spoorweg aangelegd.
Industrie ontstond in 1847, toen de firma Hardtmuth, uitvinder en producent van potloden, van Wenen naar Budweis verhuisde om dichter bij het productiegebied van haar grondstoffen te komen. Een van de grotere industrieën die daarna volgden was de bierbrouwerij Budweiser.
Spanningen tussen Duitsers en Tsjechen namen toe door de inwijking van industrie-arbeiders uit het gehele zuiden van Bohemen.
Tot 1890 was de bevolking nog in meerderheid Duitstalig en vormde de stad met aangrenzende dorpen een Duitstalig eiland in het Tsjechische taalgebied. Daarna kreeg de stad een Tsjechische meerderheid die het centrale marktplein zou omdopen naar de 15de-eeuwse Tsjechisch nationale hussietenleider in Námestí Jana Zizky, die overigens toen niet bij machte was de stad te bezetten. Na de oprichting van de nieuwe Tsjecho-Slowaakse staat, in 1919, verloren de Duitstaligen hun dominante positie, om haar met geweld voor korte tijd terug te krijgen na de Duitse bezetting in 1939. Toen werd de stad overigens niet bij het Sudetenland gevoegd maar bij het Protectoraat Bohemen en Moravië ingedeeld.
In 1945 werden de nazibezetting en daarmee ook de Duitstalige inwoners verdreven. Zie Verdrijving van Duitsers na de Tweede Wereldoorlog. Volgens de Beneš-decreten werden zij van hun staatsburgerschap ontheven en onteigend. De meesten gingen naar Beieren of Oostenrijk.
De stad is vooral bekend door het Budweiserbier, dat in grote delen van de wereld wordt verkocht. In veel landen buiten Europa is de naam van dit bier Budvar of Czechvar, wegens geschillen met het Amerikaanse Anheuser-Busch, die ook bier onder de naam Budweiser produceert. Dat bier was in eerste instantie een imitatie van het Boheemse bier maar heeft inmiddels ook een eigen identiteit. Overigens prefereert de lokale bevolking het lokale merk Samson boven het bekendere Budvar. Samson is het handelsmerk van de brouwerij Budweiser Burgerbräu, vermoed wordt dat dit bier oorspronkelijk model stond voor het Anheuser-Busch bier.
Overige
Op het marktplein bevindt zich een steen waarvan gezegd wordt dat wie hem aanraakt, diezelfde avond niet meer thuis zal komen. De verklaring hiervoor is dat op deze plaats vroeger de galg stond. Degene die deze steen dus aanraakte was de gehangene, en die kwam niet meer thuis.