Émile Zola werd geboren in Parijs. Hij bracht zijn jeugd en zijn schooljaren door te Aix-en-Provence, waar zijn vader Francesco, van Italiaanse origine, ingenieur was. Hij was bezig met de uitvoering van een plan voor een drinkwatervoorziening, toen hij onverwacht overleed. Er volgden armoedige jaren voor Zola en zijn moeder. In 1858 gingen ze naar Parijs, alwaar Zola, na een mislukt eindexamen, een baan vond bij de publiciteitsafdeling van de uitgeverij Hachette. Daar ontmoette hij schrijvers en raakte hij vertrouwd met de praktische kant van het schrijversbestaan. Verder publiceerde hij als journalist in diverse bladen. Hij werd in Parijs bevriend met Édouard Manet, die hem meermaals in zijn schilderijen afbeeldde, en via Manet kwam hij in contact met de dichter Stéphane Mallarmé. Als criticus viel hij bijzonder scherp uit naar de officiële Salonjury toen De fluitspeler van Manet geweigerd werd. Hij zou trouwens een fervent verdediger worden van het impressionisme.
Zola werd beroemd met romans als Germinal, Nana en L'Assommoir, die onderdeel uitmaken van de grote cyclus Les Rougon-Macquart. In l'Oeuvre schildert hij het tragische leven van schilder, een personage dat grotendeels geïnspireerd lijkt op Cézanne, een jeugdvriend van Zola uit Aix-en-Provence. Na ontvangst van deze roman maakte Cézanne een abrupt eind aan de vriendschap, die al langer niet meer zo intens was.[1]
Vermaard werd ook Zola's open brief aan president Félix Faure in L'Aurore van 13 januari 1898 onder de titel J'accuse...!. In deze brief over de Dreyfusaffaire kiest hij partij voor de Joodse kapitein Alfred Dreyfus, die ten onrechte van spionage was beschuldigd. Zola beschuldigde de Franse generale staf van het produceren van bewijsmateriaal. Zola werd voor smaad veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf en 3000 Francs boete, die voor hem werd betaald door Octave Mirbeau. Op aanraden van vrienden wachtte Zola het hoger beroep niet af en week uit naar Groot-Brittannië. Na een jaar kon hij terugkeren en werd hij als held ontvangen.
Zola huwde in 1870 met Alexandrine 'Gabrielle' Meley, een vrouw uit de arbeidersklasse die model was geweest voor impressionistische schilders zoals Manet. Zij leerde hem de mensen aan de zelfkant van de maatschappij in Parijs kennen. Zij organiseerde voor Zola ook wekelijkse, literaire diners om zijn carrière vooruit te helpen. Zola had ook een maîtresse, Jeanne Rozerot, die wasvrouw was van het gezin. Terwijl zijn huwelijk kinderloos bleef, kreeg hij met Jeanne twee kinderen.[2]
Émile Zola stierf onverwacht in Parijs op 29 september 1902 in zijn woning aan de Rue de Bruxelles door een koolmonoxidevergiftiging. Zijn echtgenote kon nog net worden gered in het ziekenhuis van Neuilly.[3] Volgens Philipp Blom zou een dakwerker bekend hebben dat hij een stuk hout op de schoorsteen had gelegd om de schrijver te doden uit wraak voor zijn verdediging van de Joodse kapitein. In 1908 werd zijn lichaam overgebracht naar het Panthéon.
Bibliografie
Romans en novellen
1861 Un coup de Vent (novelle)
1865 La Confession de Claude (roman)
1866 Un mariage d'amour (roman)
1866 Le vœu d'une morte (roman) (Ned. vert.: 1921; De wensch van een stervende; door Angelica van Hest)
serie Les Rougon-Macquart, histoire naturelle et sociale d'une famille sous le Second Empire (De complete serie is in het Nederlands uitgegeven door Blankwaardt & Schoonhoven en later ook door Bigot & Van Rossum).